Pers: De Cairo Cahiers (Reiskrant)
Geboekte Reizen
SCHITTEREND ZONLICHT EN INBRUINE UITLAATGASSEN.
Filip D’Huyvetter
In Reiskrant, februari 2007
Hoeveel van jullie -naar wij verhopen even talrijke als begaafde lezers- zouden hun reisdagboek niet in gedrukte versie willen zien? Het eigen wedervaren in den vreemde verpakt in een mooie omslag, achter een stevige rug, klaar om gretig verslonden te worden door wie alleen van dergelijk avontuur droomt? Maar wij zijn natuurlijk Frank Adam niet.
Je kunt Frank Adam’s absurde fabels Confidenties aan een Ezelsoor gevolgd hebben in De Standaard Magazine of die later in boekvorm gekocht hebben, de auteur de afgelopen weken als geboren podiumbeest hebben leren kennen in de voorstelling met dezelfde naam of nog de liederen op cd in je verzameling hebben. Je kunt zijn romans Waterman of Sjirk, Boek aan de Hebreeën gelezen hebben. Zijn toneelstuk Wakitchaga gezien hebben of zijn openluchtopera Urt! Het kan dat je ’s avonds voor je kinderen versjes voorleest uit zijn Mijn mond eet graag spinazie maar ik niet of Waarom ik altijd nee zeg. Of, of, of… Frank Adam is een literaire duizendpoot en een onwaarschijnlijk veelzijdige klasbak. Hij maakt teksten van de meest uiteenlopende soort. Hij schrijft, leest, spreekt, speelt, zingt die. Daar voegt hij nu met De Caïro Cahiers een Egyptisch reisdagboek aan toe.
Werd Adam’s debuutroman Waterman ergens Clausiaans genoemd en zijn Sjirk door iemand hermetisch bevonden, dan is De Caïro Cahiers een toegankelijk, vlot lezend waar gebeurd verhaal. De auteur kwam in Caïro Arabisch studeren en kreeg er de stof voor dit boek in de schoot geworpen.
De lezer met reisplannen krijgt praktische informatie over de stad, jawel. Hij leert ons hoe druk-druk-druk er een andere dimensie krijgt. Dag en nacht wordt er geleefd en is er het bijhorende lawaai. Altijd is het er stofferig en bloedheet. Hoe lang je over een wandeling doet, bereken je niet volgens het aantal meter, maar aan de hand van het aantal keren dat je de straat over moet. Maar miljoenenstad ‘Caïro is stad en platteland tegelijk. Platteland van steen.’ Hoe traditie en moderniteit er botsen, wordt aangetoond in het verhaal van Adam’s flatgenote Amina. Dit reality-hoofdpersonage is een jonge vrouw, die haar eigen gang wil gaan. Haar bestaan is een schijf islamitisch grootstadleven. Ze dient zich voor westerlingen onvoorspelbaar en onbegrepen aan, als een vat vol contradicties. Soms verschijnt ze op naaldhakken, in uitdagend nauwsluitende en diep uitgesneden kleren; dan weer is ze, onder een hoofddoek verscholen, niet uit haar gebed te halen. Gaandeweg wordt duidelijk dat officieel zo goed als mogelijk de traditie wordt gevolgd, maar dit in de praktijk van het leven onhoudbaar is. Zo ontstaan er achterpoortjes die zaken die haraam (verboden in de islam) zijn, toch mogelijk maken. Die werkelijke wereld is algemeen bekend, maar even goed doodgezwegen, wegens religieus taboe. Via een eigen soort Socratische methode die hij toepast op Amina, komt Frank Adam achter een stuk Egyptische leef- en denkwereld. Zo zegt de geëmancipeerde Egyptische vrouw die Amina wil zijn, meer over de opvattingen in haar eigen land dan over het westen wanneer ze stelt: ‘Westerse vrouwen hebben het niet moeilijk. Ze kunnen zomaar van de ene man naar de andere. Ze hebben geen liefde nodig. Ik bedoel, als een Egyptische man van de ene vrouw naar de ander fladdert, reageert de maatschappij begripvol dat hij vrij wil zijn. Als een Egyptische vrouw dat durft, is ze een hoer. In Amerika en Europa ligt dat anders.’ Later vertelt ze dat ze het nog doet met haar ex-lief.
Vrees nu vooral niet voor een overdaad aan ernst! Wie Frank Adam kent van het podium weet dat hij de grappen niet kan laten. ‘Tegelijk bloedserieus en doodleuk’ is zijn handelsmerk. Een omschrijving in De Caïro Cahiers is van toepassing op heel zijn eigen werk: ‘… achtte hij het ook vaak lachwekkend om ernstig te zijn. Misplaatste sérieux brak hij net open, als met een koevoet. Hij lachte er dwars doorheen als een bundel röntgenstralen.’ Zo krijg je bijvoorbeeld volgende troostende gedachte: ‘Ben je lelijk, mensenschuw en hunker je desondanks naar sociaal contact, dan kun je in Caïro altijd nog hopen op wat hulp van de elektriciteit. Die wordt om onduidelijke redenen geregeld onderbroken en dat brengt mensen altijd dichter bij elkaar.’ Alweer enigszins cynisch relativerend: ‘De enige oplossing voor een serieus slaapprobleem is… niet proberen te slapen.’
Wanneer ze een warenhuis bezoeken, dat hen is aangeraden voor de aankoop van souvenirs, bekent zijn Nederlandse studie- en flatgenoot Tinus: ‘Ik smeek je, Frank, breng mij nu als de bliksem naar waar de toeristen zijn.’ Deze Nederlander vormt een tweede personage, die in al zijn westersheid, voor de auteur vaak even ongerijmd is als de Egyptische figuren. In een andere verhaallijn, komt heel ontroerend de overleden ‘halve broer’ de kop opsteken, waarmee Frank ooit een mandoline-orkestje vormde.
Wegwijzer had met De Caïro Cahiers een première. Op de Reismarkt van 2002 kwam Frank Adam al over de stad en het reisdagboek praten. Het manuscript van het boek, dat nu verschenen is, was toen al klaar. Vóór het westen Al Jazeera kende, sprak Frank Adam met een topjournalist van het televisiestation. Nauwelijks enkele maanden na de aanslag op de Twin Towers, zou het boek zeldzaam verhelderend geweest zijn. Pure zonde dat de publicatie zo lang uitbleef!
Hoe het Arabisch van Frank Adam inmiddels klinkt, weten we niet. De Caïro Cahiers krijgen, zoals zijn overige schrijfwerk, een ‘Mumtaaz!’ Uitstekend.
De Caïro Cahiers van Frank Adam is uitgegeven door Davidsfonds/Literair.