Requiem voor een bataljon (persbericht stad Damme)

Voordracht nieuw Dams stadsgedicht ‘Requiem voor een bataljon’ naar aanleiding van de gedichtendag

Woensdag 27 januari 2011

Locatie: De kazerne van Sijsele, 51 Bataljon Logistiek, Kwartier Sgt Baron André Gilles de Pelichy, Dorpsstraat 188 , Sijsele
Programma:

  • 9.15 uur: voordracht nieuw Dams stadsgedicht ‘Requiem voor een bataljon’ door stadsdichter Frank Adam.

Aanwezigen:

  • Minister van defensie Pieter De Crem
  • Militair Provinciecommandant, Rudy Theys
  • Korpscommandant van het 51 Bataljon Logistiek, Ruben Ballegeer
  • College van burgemeester en schepenen van Damme
  • Enkele militairen uit Sijsele
  • Stadsdichter Frank Adam
  • Cellist Lode Vercampt

Inleiding

Op woensdag 27 januari, precies een jaar na diens aanstelling als Damse stadsdichter stelt Frank Adam zijn vijfde stadgedicht voor.  Aanleiding is de nationale gedichtendag op 28 januari.  Bij ieder nieuw gedicht wordt gezocht naar een thema dat leeft onder de Damse bevolking, vandaar de keuze voor een gedicht over het leven in de Sijseelse kazerne.

De stadsdichter zal het gedicht voordragen in de kazerne van Sijsele in aanwezigheid van o.a. minister van defensie Pieter De Crem en enkele militairen uit Sijsele.  Cellist Lode Vercampt zal het gedicht muzikaal begeleiden.  Het gedicht wordt voorgedragen in het Nederlands en het Frans.


Over het gedicht

‘Wij van ‘t 51ste…’
Met het gedicht wil Frank Adam weergeven wat leeft onder de militairen van het 51ste uit Sijsele.  Om dat perfect aan te voelen volgde hij onderdelen mee van de Afghanistanopleiding samen met hen.  Hij voerde gesprekken met de militairen over hun taken, motivatie en peilde ook naar hun reactie op de lopende legerhervormingen.  Hij hoorde sterke en emotionele verhalen over vorige missies.

Met het gedicht vraagt Frank Adam ook aandacht voor de sociale problematiek, veroorzaakt door het hervormingsplan, en verzoekt hij om duidelijkheid omtrent de toekomst van de militairen.

Presentatie in het Nederlands en het Frans, met cellist Lode Vercampt
Requiem voor een bataljon’ wordt gepresenteerd door Frank Adam en cellist Lode Vercampt in het Nederlands en het Frans, in de aanwezigheid van minister De Crem, in het kwartier De Pélichy in Sijsele Damme. De Franse vertaling is van de hand van Michel Perquy.

Onbekende Soldaat op Youtube
‘Requiem voor een bataljon’ werd ook ingelezen op film door een Onbekende Soldaat, in de Nederlandse en Franse taal, en is te bekijken op Youtube en www.frankadam.be.

‘Aan God, de kolonel en de minister…’
Het gedicht is geconcipieerd als een gedenksteen voor het in Sijsele-Damme gelegerde 51ste Bataljon Logistiek van de Belgische Landmacht, dat na de komende Afghanistan-missie en na het voltooien van haar stand-by opdracht NRF, in het kader van de snelle interventiemacht van de NAVO (tot eind december 2010) volgens het hervormingsplan van Minister De Crem moet worden ontbonden.

Meer informatie:
Schepen van cultuur Joachim Coens, joachim.coens@mbz.be, 0476 40 91 93
cultuurdienst@damme.be, 050 28 84 59

 


 

Het stadsgedicht

 

Frank Adam

Requiem voor een bataljon

 

Geschreven door de Damse stadsdichter in functie, zijnde Frank Adam, ter nagedachtenis van het 51ste Bataljon Logistiek van de Belgische Landmacht, gelegerd in het kwartier Sergeant Baron Gillès de Pélichy te Sijsele-Damme, vertrekkende op Geheime Militaire Missie naar Afghanistan in het jaar Onzes Heren 2010, om bij terugkeer, in het kader van de krijgskundige hervormingen van de Minister van Landsverdediging, De Crem Pieter, te worden ontbonden in het jaar Onzes Heren 2011. Gepresenteerd door Frank Adam en cellist Lode Vercampt, in de Nederlandse en Franse landstaal, in een vertaling van vertaler Michel Perquy, in de voorname aanwezigheid van de Heer Minister van Landsverdediging, De Crem Pieter, op 27 januari 2010 om 8.30 u, in voornoemd en betreurd kwartier Sergeant Baron Gillès de Pélichy te Sijsele Damme, Vlaams-België. Ingelezen op film door een Onbekende Soldaat.  Te bekijken op Youtube.

 

Wij lesten de dorst van tanks, jeeps en brommers, smeerden de magen der soldaten, voorzagen hun stem krijgskundig van telefonie.   Wij lieten water stromen in de monden van Libanon.  wij brachten contentement onder de wezen van Congo.  meisjes als djinns zagen wij verschijnen uit het kokende zand van Tsjaad.  In Albanië leerden wij wilde honden blaffen tegen de woede in hun hart.  In Kopamkirit betraden wij de jachtgebieden van Tito.  In Kaboel werd ons geserveerd een bok met grote ballen, op rituele wijze bereid.  Wij van ‘t 51ste trokken naar den vreemde voor de vrede in de wereld, voor de afbetaling van ons huis, voor de veranda aan onze keuken, voor het trouwfeest van onze dochter, voor de chemo van onze vrouw.  Verder willen wij getuigen van de miserie in de wereld, de goede en slechte kanten van de mens, het vuil ondergoed van onze kameraad, de harem in onze helm, de ogen in onze portefeuille, de stilte die de trommelvliezen scheurt, het immer aanwezige gemis.
Geachte Heer Burgemeester, Geachte Heer Schepen, Beste bezige burger, gepensioneerde bolder, jonge moeder die uit de Lidle met haar baby komt gehaast, rijdt voorbij het Kwartier de Pelichy, rijdt voorbij en wendt uw blik niet om.  Maar als ge ‘s avonds een tank ziet sputteren in uw living, een soldaat ziet schrapen in zijn gamel of kinderen ziet marcheren in de blekkende zon, vraagt dan aan god, de kolonel en de minister: Waar zijn zij van 51ste gebleven?

 

 

Frank ADAM

REQUIEM POUR UN BATAILLON

Traduction Michel PERQUY

 

Composé par Frank ADAM, poète public de la bonne cité de Damme, (et traduit par Michel PERQUY) à la mémoire du 51ième Bataillon Logistique des Forces armées belges, cantonné dans le quartier Sergent Baron André Gilles de Pelichy à Sijsele-Damme et dissous en l’an de malheur 2010.

 

C’est nous qu’avons fourni des chars, des jeeps et autres scooters des liquides nécessaires, c’est nous qu’avons bourré les estomacs de nos soldats et pourvu militairement leur voix d’un support téléphonique. On a fait couler l’eau dans les bouches du Liban. On a apporté un bout de contentement aux orphelins du Congo. Du sable brûlant du Tchad, on a vu des filles apparaître comme des djinns. En Albanie, on a appris à des chiens enragés que c’est mieux d’aboyer contre la fureur dans son propre cœur. À Kopamkirit, on est entré sur les terrains de chasse de Tito. À Kabul, on nous a servi un bouc aux grosses couilles préparé selon les rites traditionnels. Nous du 51ième, on est parti en terre étrangère pour assurer la paix dans le monde, pour payer le crédit de notre maison, l’agrandissement de la cuisine, le mariage de notre fille, la chimio de notre femme. Et puis, on veut témoigner de la misère dans le monde, des bons et des mauvais côtés de l’homme, des chaussettes sales de notre camarade, du sérail sous notre casque, des yeux dans notre portefeuille, du silence assourdissant et de l’absence toujours présente.

 

Monsieur le Maire, Monsieur l’Échevin, Cher Citoyen affairé,  cher bourleur retraité,  jeune maman pressée quittant le Carrefour avec son bébé, vous qui passez devant le quartier de Pelichy, dépassez-le sans un regard pour lui. Mais quand le soir dans votre salon, vous verrez un char crachoter, un soldat racler le fond de sa gamelle ou des gamins avancer en titubant sous un soleil de plomb, demandez-vous alors, demandez là-haut, à Dieu, au colonel et au ministre : « Mais où sont donc les gars du 51ième ? »